|
Membra Jesu Nostri is een cyclus van zeven korte cantates. De tekst bestaat uit strofen van de Middeleeuwse hymne Salve Mundi Salutari, een gedicht dat vroeger werd toegeschreven aan Bernardus van Clairvaux, maar waarschijnlijk geschreven is door Arnulf van Leuven (overleden in 1250), abt van de abdij Villers-la-Ville (Waals Brabant). De tekst bestaat uit zeven meditatieve, mystieke overdenkingen, ‘lijdensgedichten’, waarin steeds een ander deel van Christus’ gekruisigde lichaam wordt bezongen, respectievelijk de voeten (ad pedes), de knieën (ad genua), de handen (ad manus), de zijde (ad latus), de borst (ad pectus), het hart (ad cor) en het hoofd (ad faciem). Buxtehude selecteerde voor elk deel drie strofen uit het gedicht en voegde er een bijpassende bijbeltekst aan toe. Deze tekst was in de 17de eeuw zowel bij katholieken als lutheranen zeer geliefd, bedoeld als een poging tot een mystieke ervaring te komen met het lichaam van Christus. Vele delen van de tekst komen ons, rationeel denkende en geseculariseerde mensen, overdreven pathetisch en archaïsch over. We moeten deze poëzie dan ook proberen te lezen als “Middeleeuwers”: bedoeld om de toehoorders te ontroeren bij het kijken naar de wonden van Christus. De verering van de lijdende Verlosser uitte zich in de Middeleeuwse devotie o.a. in een bijzondere aandacht voor de verschillende stadia van zijn passie en voor de marteltuigen die daarvoor gebruikt werden. De bedoeling was om via deze teksten mensen meer empathisch, vromer, liefdevoller en christelijker te doen leven. Via mystieke beschouwingen trachtte men te komen tot een innige vereniging met God. Sommige passages komen dan ook bijna erotisch over, ze lezen als een liefdesgedicht. Dit wordt versterkt door de door Buxtehude toegevoegde verzen uit de Bijbel, o.a. uit het Hooglied : “…Sta op vriendin, mooi meisje, kom! Mijn duifje in de rotskloof, verscholen in de bergwand. “ Dietrich Buxtehude (1637-1707) Op 9 mei 1707 overleed in Lübeck (Noord-Duitsland) Dietrich Buxtehude, één van de grootste componisten die Duitsland ooit heeft voortgebracht. Of moeten we zeggen: de grootste componist die Denemarken ooit heeft gehad? Want eigenlijk is de familie Buxtehude Deens. De carrière van Buxtehude begint dan ook in Denemarken. Maar later belandt hij in Lübeck, waar hij naam en faam verwierf als componist en als virtuoos op het orgel. Bach had er enkele honderden kilometers voettocht voor over om zijn oudere collega te mogen horen en met hem te converseren. Hij was zo onder de indruk dat hij veel langer van huis bleef dan gepland om het werk van Buxtehude te bewonderen. Zou J.S. Bach niet na hem gekomen zijn, dan zou de hele orgelwereld het over Buxtehude, dé grote componist hebben. Nu moet hij het eigenlijk doen met de ondankbare en ten dele onrechtvaardige term: ‘voorloper van Bach’. Dat is natuurlijk een achterwaartse interpretatie. Het bekendste vocale werk van Dietrich Buxtehude is ongetwijfeld Membra Jesu Nostri. Hij componeerde het in 1680 en droeg het op aan zijn goede vriend en collega Gustav Düben, hofkapelmeester bij de Zweedse koning. |